Rubina Wagid hosain

Rubina Wagid Hosain drukt de kern van gelijkheid uit. Voor haar is het essentieel dat we blijven strijden voor gelijke rechten voor iedereen in onze samenleving, ongeacht religie of achtergrond.


bij de ummah van de profeet


Islamofobie bestaat. Het wordt misschien ontkend, maar het is er elke dag. Ik ervaar het elke dag, in de meest alledaagse momenten. Neem bijvoorbeeld de ochtenden als ik mijn kind naar school bracht. Er zijn mensen die je aankijken, maar nooit gedag zeggen. En dat terwijl ik ben opgegroeid in Amsterdam, waar het normaal is om op straat of op het schoolplein gewoon 'goedemorgen' te zeggen. Maar het valt op dat sommige mensen alleen contact maken als ze iets van je nodig hebben. En dan denk ik: is dat omdat ik er anders uitzie? Is het omdat ik een geloof heb dat hen misschien niet aanstaat? Maakt dat mij minder?

 

Ook in de supermarkt merk ik het. Vooral oudere mensen – de generatie voor ons – kunnen soms zo stug zijn, zeker naar een vrouw met een hoofddoek, zoals ik. Ik draag vaak een hijab, soms een kimar, en ik merk echt het verschil in hoe mensen met me omgaan. Sommigen botsen bijvoorbeeld zonder pardon tegen me aan met hun winkelkarretje. En vroeger werd ik daar boos om. Nu laat ik het meestal gaan, ook al is het pijnlijk als je er bij stilstaat. Soms zeg ik er wel iets van. Dan maak ik een opmerking, en schrikken ze. “Sorry, maar je loopt niet tegen een witte vrouw aan, dus je kunt dat karretje wel besturen,” zeg ik dan. Het is misschien een beetje fel, maar het is mijn manier om te laten merken dat ik het doorheb.

 

Ik denk dat ik het racisme en de islamofobie voor een deel heb geïnternaliseerd. Het is zo normaal geworden dat ik het vaak maar accepteer als een deel van het leven. Maar dat maakt het niet minder pijnlijk. Het raakt niet alleen mijn geloof, maar ook mijn etnische achtergrond. Ik ben Surinaams. Suriname bestaat uit verschillende bevolkingsgroepen, allemaal door Nederland daar gebracht. Maar hier worden we vaak niet gezien als Nederlanders. In Suriname worden we niet gezien als Surinamers. En in India, waar mijn voorouders vandaan komen, worden we niet gezien als Indiërs. Dus waar hoor ik bij? Nergens eigenlijk.

 

Dit gevoel, dat nergens bij horen, is iets wat van generatie op generatie wordt doorgegeven. We dragen onze culturele en religieuze identiteit met trots, maar tegelijkertijd zitten we altijd tussen wal en schip. Het enige waar ik echt bij hoor, is de Ummah van de Profeet. Dat is wat mij troost geeft. Dat is het belangrijkste voor mij.

 

Het maakt me emotioneel omdat ik me thuis nooit welkom heb gevoeld. Op school was ik ook niet welkom. Ik was altijd anders. En dat anders-zijn werd me duidelijk, keer op keer. Als je nergens bij hoort en pas later in je leven ontdekt waarom dat zo is, waarom je altijd buiten de groep viel, dan gaat daar een heel proces aan vooraf. Als kind vroeg ik me constant af: waarom hoor ik nergens bij? Waarom word ik niet geaccepteerd? Waarom moet ik drie keer zo hard vechten voor dezelfde rechten als anderen?

 

Ik heb mijn hele leven moeten vechten. Niet alleen vanwege mijn huidskleur of mijn geloof, maar ook omdat ik een vrouw ben. Zelfs binnen mijn familie moest ik vechten voor mijn rechten, zoals het recht om te studeren. Mijn vader was mijn grote steun. Hij zei altijd: “Wat een man kan, dat kan jij ook." "Als een zoon kan studeren, dan kan een dochter dat ook.” Hij ging tegen de cultuur in, tegen de verwachtingen van de gemeenschap. Terwijl mijn nichten niet mee mochten op schoolkamp, ging ik wel. En door mijn voorbeeld veranderde er iets in de familie. Ineens mochten andere nichtjes en neefjes ook mee. Mijn vader begreep dat kamp deel uitmaakte van je ontwikkeling en hij was niet bang om die tradities te doorbreken.

 

Maar dat nergens bij horen is iets wat ik altijd heb gevoeld, en ik denk dat veel mensen zoals ik dat herkennen. In Nederland ben ik geen Nederlander, in Suriname geen Surinamer, en in India geen Indiër. Het is eenzaamheid, en soms voelt het alsof je altijd moet vechten om je plekje te veroveren. Die eenzaamheid draag ik met me mee, maar tegelijkertijd haal ik mijn kracht uit mijn geloof. Het besef dat dit leven een test is, dat is mijn troost. Dat houdt me op de been, dat geeft me de kracht om door te gaan.

 

Mijn islamitische identiteit is wat me elke dag kracht geeft. Dat is waarom ik blijf wie ik ben, ondanks alles. Ik zou mijn hijab kunnen afdoen en misschien meer kansen krijgen, dat weet ik zeker. Maar waarom zou ik dat doen als ik weet dat dit leven tijdelijk is? Ik ben ervan overtuigd dat mijn geloof me een kracht geeft die veel verder reikt dan wat de wereld om me heen kan bieden.

 

Die overtuiging geeft me ook kracht in mijn familie. Ik weet dat ik rechten heb gekregen van mijn Schepper, en dat kan niemand mij afnemen. Ik ben er trots op wie ik ben, en ik zal blijven staan voor mijn geloof, mijn rechten, en mijn keuzes. Zelfs als dat betekent dat ik uitgesloten word, zoals toen ik in 2013 op Hajj was. Zelfs binnen de Ummah ervaar je uitsluiting. Vrouwen die alleen lopen worden anders behandeld, omdat ze geen man naast zich hebben. Ik kreeg vragen als: “Hoe kom jij hier zonder mahram?” Maar ik ben hier met mijn broer, dat betekent niet dat ik continu aan zijn hand moet lopen. Toch wordt je anders behandeld omdat je niet in het plaatje past.

 

Het is een ervaring die me liet zien dat uitsluiting niet alleen in Nederland plaatsvindt. Het gebeurt overal, zelfs binnen de moslimgemeenschappen. Maar het doet me beseffen dat ik mijn kracht uit mijn geloof moet blijven halen. Ik geef die kracht ook door aan mijn zoon. Ik leer hem dat wij moslims zijn en dat Allah iedereen gelijk heeft gemaakt. Ongeacht of iemand gelooft of niet, wij moeten iedereen als onze gelijke zien. Respect voor anderen, ongeacht hun afkomst of geloof, dat is waar ik voor sta en wat ik hem meegeef.

 

In de samenleving leer ik mijn zoon dat hij zich moet uitspreken. Hij moet weten dat hij erbij hoort, dat hij rechten heeft. Als anderen hem proberen buiten te sluiten, moet hij zelf zijn plek opeisen. “Ik hoor erbij,” dat is wat ik hem leer te zeggen. En dat probeer ik zelf ook te doen, al is het niet altijd gemakkelijk. Soms, zoals met mijn oudere buurman, moet ik iemand erop wijzen dat zijn opmerking niet oké is. Maar ik doe dat met mildheid, omdat ik weet dat niet iedereen zich bewust is van wat hij zegt.

 

Toch is islamofobie een feit. Vooral nu, met de huidige politiek, lijkt het alsof mensen meer ruimte voelen om haat te uiten. Het zit diep in de Nederlandse opvoeding ingebakken dat je alles mag zeggen over anderen, vooral als zij hier zijn komen wonen. Maar dat maakt het niet minder pijnlijk. Het betekent dat we harder moeten vechten voor onze rechten en voor onze waardigheid.

 

Mijn boodschap voor deze campagne is simpel: iedereen is gelijk. Dat is het grondbeginsel van onze samenleving, en dat moeten we blijven verdedigen. Mensen moeten begrijpen dat als iemand beledigd is, dat serieus moet worden genomen. Het mag niet afhangen van je geloof of afkomst.

 

Ik draag een armband van mijn oma, een geschenk van mijn opa aan haar. Die armband betekent veel voor me. Mijn grootouders hebben zoveel doorstaan. Ze kwamen met niets naar Nederland, en alles wat wij nu hebben, hebben we dankzij hen. Ze hebben altijd geloofd in het belang van studie, en dat heb ik van hen meegekregen. Mijn oma zei altijd: “Studeer, je bent slim, studeer.” En dat heb ik gedaan, voor haar en voor mezelf.

 

Over vijf jaar hoop ik dat ik nog steeds mezelf ben. Het wordt steeds moeilijker in Nederland, dat geef ik eerlijk toe. Maar ik hoop dat ik hier nog steeds een normaal leven kan leiden, als moslima, als vrouw, als mens. Ik hoop dat we sterker staan, als vrouwen, als gemeenschap. Want hoewel we vaak worden uitgesloten, blijven we vechten. We blijven staan voor wie we zijn, en dat maakt ons krachtig.

#stopislamofobie

Karima Ahmadouch

Karima Ahmadouch pleit voor menselijkheid en onderling respect. Volgens haar ontstaat er pas ruimte voor begrip als we elkaar blijven zien als mens, ongeacht onze verschillen.

Manon Moussa

Manon Moussa, een bekeerling, draagt haar hoofddoek trots voor haar kinderen en kleinkinderen. Ze laat zien dat het dragen van een islamitische identiteit zichtbaar of onzichtbaar niet aan haar kracht afdoet.

Saida Derrazi

Saida Derrazi spreekt de wens uit dat de dochters van morgen niet dezelfde strijd hoeven te voeren als zij en haar moeder. Ze hoopt op een inclusieve samenleving waarin alle vrouwen volledig geaccepteerd worden.

Rahaf Alsleman

Rahaf Alsleman, een Syrische vluchteling, benadrukt dat nieuwkomers welkom zijn. Zij spoort iedereen aan om zich te blijven inzetten voor een toekomst waarin vluchtelingen actief kunnen deelnemen aan de samenleving zonder angst of vooroordelen.

Fatima Elatik

Fatima Elatik moedigt mensen aan om hun eigen verhaal te bezitten en hun wortels te omarmen. Ze benadrukt het belang van persoonlijke kracht en het kennen van je achtergrond.

Muna Shirwa

Muna Shirwa benadrukt het belang van zelf actie ondernemen. In plaats van te wachten op verandering, kiest zij ervoor om zelf onderdeel van die verandering te zijn.

Rubina Wagid Hosain

Rubina Wagid Hosain drukt de kern van gelijkheid uit. Voor haar is het essentieel dat we blijven strijden voor gelijke rechten voor iedereen in onze samenleving, ongeacht religie of achtergrond.



Samar Shaalan

Samar Shaalan roept moslimvrouwen op om trots en sterk te blijven. Samen kunnen we het verschil maken en een inclusieve stad creëren.